woensdag 9 maart 2016

Hoe zie ik het? (nr.6)

Niet iedereen concentreert zich op dezelfde manier. Er zijn verschillende voorkeursstijlen die per persoon kunnen verschillen. Zo is de ene persoon van nature extravert en de andere persoon introvert. Als mensen zenuwachtig worden of onder spanning staan, wordt dit verschil nog duidelijker.
Als ik voor school een tentamen moest maken, dan vond ik het vreselijk om bij klasgenoten in de buurt te zijn. Je kreeg dan zowel vooraf als achteraf allerlei vragen over de leerstof op je afgevuurd. Dat wilde ik helemaal niet, want daar werd ik alleen maar zenuwachtig van. Ik vond het dan ook dom als die mensen dat deden. Nu begrijp ik pas dat zij het nodig hadden om over de stof te praten en ik het juist niet nodig had.

Volgens de theorie zijn er vier verschillende concentratiestijlen) (de hieronder genoemde voorbeelden komen uit het boek “Sportgek” (Rozendaal, 2013)):
  • Extern-smal of klein-buiten (bijvoorbeeld: Kijk naar de bal. Hoor de coach) ;
  • Extern-breed of groot-buiten (bijvoorbeeld: Overzicht over je medespelers. Zie de hele zaal. Lezen van de wedstrijd);
  • Intern-smal of klein-binnen (bijvoorbeeld: Ontspan je onderarm. Voel de heupinzet);
  • Extern-breed of groot-buiten (bijvoorbeeld: Voel de vermoeidheid. Bedenk een tactiek);
De ene psycholoog heeft het over extern/intern/smal/breed (Rozendaal, 2013) en de andere psycholoog praat over groot/klein/binnen/buiten (Schuijers, 2013). De termen verschillen, maar de uitleg is bijna identiek. Vandaar dat ik hier beide benamingen gebruik. Binnen de politie gebruiken we de benamingen van Rico Schuijers.

Mijn voorkeursstijl is: “Groot-buiten” Als vechtsport en vuurwapen docent, ervaar ik dit echt als een kwaliteit. Er gebeurd zoveel op zoveel plekken tegelijk, dat ik voornamelijk het overzicht moet houden en ervoor moet zorgen dat er geen grove fouten gemaakt worden. Grove fouten zorgen in een dojo of op een schietbaan voor ernstige verwondingen.
Ik kan natuurlijk niet alles voor zijn, maar ik moet ervoor zorgen dat mensen lekker kunnen trainen en geen blessures of ernstige verwondingen oplopen.
Mijn studenten vragen natuurlijk wel om de details, maar die vind ik pas in tweede instantie belangrijk. Mijn primaire taak is ervoor zorgen dat ik iedereen in de gaten houd en dat lukt me aardig goed.

In mijn sportcarrière heb ik af en toe veel profijt van deze voorkeursstijl gehad en af en toe ook wat nadelen eraan ondervonden. Tijdens het wildwaterkajakken kon ik goed improviseren als de route van mijn boot niet precies zo verliep als vooraf uitgedacht. Alle andere golven en manieren om op het juiste punt uit te komen zaten automatisch al in mijn hoofd.
Bij jiu-jitsu op hoog niveau, wordt ieder detail steeds meer van belang en was het voor mij dus een opgave om daarop te trainen.

Bij hulpverlening (bijvoorbeeld een reanimatie) heb ik ook door wat er om mij heen gebeurd, terwijl ik echt wel geconcentreerd bezig ben met die ene hulpbehoevende. Doordat ik weet wat de mensen om mij heen doen en hoe zenuwachtig zij zijn, weet ik ook de juiste mensen aan te sturen en vraag ik niks aan diegene die alleen maar apathisch staat te kijken.

Tijdens de marathon bleek dat niet altijd de beste voorkeurstijl te zijn. Ik vermoed dat dit één van de redenen is waarom ik zo keihard door mijn enkel ging, waardoor ik best wel eens mijn enkel had kunnen breken.
Gelukkig ligt de stijl “klein-binnen” verder bij mij vandaan, want dan had ik me wel eens lang kunnen concentreren op de pijn die ik voelde (en twee weken later nog steeds) nu was de pijn na een paar honderd meter op acceptabel niveau en kon ik het vergeten.

“Het grappige is nu dat als je de concentratie dreigt te verliezen of als je het lastig vindt om je op dat moment te concentreren, je om de concentratie op te pakken het beste de stijl kunt toepassen die precies het tegenovergestelde is van jou voorkeursaandachtstijl.” (Rozendaal, 2013)

Zoals ik in het blog volledig in harmony beschreef, moest ik in de buurt van de carwash mezelf dwingen om klein-buiten (let op het modderpad) te concentreren, terwijl ik vlak langs een aantal afleiders kwam.
Als ik deze concentratievorm niet bij mezelf had opgelegd, was ik waarschijnlijk op het glibberpad onderuit gegaan.

De aandachtscirkels van Eberspächer gebruik ik om door te krijgen of ik afgeleid ben en hoe groot de afleiding is. Hoe verder ik van mijn taak afdwaal, 
hoe moeilijker het is om weer terug te komen bij mijn taak.

Bron: http://www.anoekdevoogd.nl/artikelen/aandachtscirkels

Er zijn vele interne en externe afleiders die je uit je opperste concentratie kunnen halen. Ik heb er in de afgelopen blogs een heel aantal beschreven.
Voor mij is het sterk van de situatie afhankelijk of ik de afleiding accepteer of niet. Ik mag (zeker op een inspanning van 6 ½ uur) best af en toe afgeleid zijn. Zo lang in opperste concentratie werken kan ook helemaal niet.
Het gaat er wel om dat ik op het juiste moment het koppie erbij heb en niet te ver afdwaal van mijn taak.

Bronnen:


Rozendaal, E. (2013). Sportgek. Utrecht: Tirion Uitgevers.

Schuijers, R. (2013). Als het erop aan komt... Deventer: ...daM uitgeverij.

2 opmerkingen:

wandelengel zei

Nu ben ik benieuwd naar de 'tools' die je gebruikt om de juiste methode (klein naar binnen of groot en naar buiten) te hanteren. Op welk moment en hoe zet je ze in dat je niet de verkeerde methode hanteert.

Joost Verbrugge zei

Dat is inderdaad de vraag en het antwoord is voor iedereen verschillend. Voor mij is het zo, dat ik weet dat ik veel te veel om me heen kijk en ik mezelf kan dwingen via bijvoorbeeld zelfspraak (Heel blijven) om dat niet te doen.

Ik laat je ook lezen dat dit hard werken is, want als ik er even niet aan denk, verval ik in mijn eigen patroon.

Het begint allemaal bij zelfkennis en die wetenschap proberen te beïnvloeden door een tool in te zetten die voor jou werkt.