zondag 31 januari 2016

Wie houdt wie voor de gek? (Januari 2015)

Om te wennen aan de “moeilijke kilometers” en op dat moment door te blijven gaan, is het volgens mij belangrijk in de training af en toe te zorgen voor “moeilijke momenten”. De bedoeling is dat je dan door die momenten heen vecht, zonder op te geven. Hierdoor wen je aan de pijn die het doet en weet je hoe je jezelf kunt blijven motiveren.

Na een aantal weken/maanden trainen, kreeg ik een paar standaard hardloop rondjes. Daardoor wist ik wat me te wachten stond, hoe ver het nog zou zijn en wat de moeilijkere gedeeltes op dat parcours zijn. Daardoor wist ik mijn loop beter in te delen. Nog een voordeel van deze rondjes was dat ik langzaam maar zeker het effect van mijn training zag. In het begin kwam het eerste zware moment ergens tussen de 25 en 30 minuten lopen, na een tijdje lag dat moment tussen de 35 en 40 minuten. Ik zag het effect niet alleen aan de tijd, maar ook dat de plek waar ik liep veranderde.

Ik had van meerdere mensen gehoord dat het zwaarste moment in een marathon na de 30 kilometer ligt. Dat leek me een beetje lastig te trainen, omdat ik een flinke aanslag op mijn lichaam zou doen als ik meer dan 30 km ging trainen. Daarbij is het natuurlijk anders als ik na 35 km zou stoppen. De vraag is of ik dan dat moeilijke moment wel tegen zou komen, het is dan per slot van rekening slechts nog een paar kilometer tot het einde.

Ik bedacht daarom dat ik mezelf voor de gek ging proberen te houden. Tijdens het geven van trainingen, laat ik mensen wel eens langer werken dan van te voren aangegeven.
Ook laat ik mensen wel eens vlak langs het eindpunt lopen zodat ze vermoeden dat de les afgelopen is, dat is dan echter niet zo. Ik wilde deze principes op mezelf gaan toepassen, maar doe dat maar eens…

Ik ben natuurlijk ook niet van gisteren 
en ik vertel het ook stiekem aan mezelf als ik in mijn hoofd heb dat deze training langer gaat duren dan normaal. Hoe zorg ik er nu voor dat ik het niet weet en ook niet weet hoeveel langer de training is?

Ik sprak met mezelf af, dat ik op momenten dat ik me goed voel tijdens het lopen, ik om me heen zou kijken en de eerste de beste extra lus in de route zou maken. Soms was dat maar een hele kleine extra lus en soms een iets grotere. Daardoor was ik vanzelf verder van huis en moest ik langer lopen.

Ik merkte dat deze keuze niet alleen een fysieke, maar ook een mentale uitwerking had. Ik moest niet alleen verder lopen, maar kon ook niet meer inschatten hoe ver ik nog moest. Het werd voor mij een sport om mezelf vaak voor de gek te houden. Het kwam steeds vaker voor dat ik helemaal kapot was maar toch 100 meter voor het einde van de training nog een laatste kleine lus erbij bedacht.

Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik toch wel een zieke geest moet hebben als ik er zo van geniet om mezelf te slopen.

donderdag 28 januari 2016

Hello, goodbye (12 t/m 18 km)


De eerste ronde is de enige ronde van 18 km en bestaat uit de ronde van 12 km (die ik 3 keer ga lopen) en 2 lusjes van bij elkaar 6 km. Op dit deel van het parcours kom ik maar één keer. De wat zwaardere obstakels staan op dit stuk. De organisatie wilt de 18 km loper wat extra uitdaging geven. Voor een deel van de grote massa (12 km lopers) zouden deze hindernissen een flinke uitdaging zijn en daardoor zouden ze voor veel oponthoud bij de hindernissen zorgen. Ik begeef me nu op dit gedeelte, ik mag de hindernissen eenmaal begroeten en hoef niet te onthouden hoe ik deze hindernissen in de volgende ronde ga nemen. 

Ik had via de facebookpagina van Mud Masters me al op een deel van de hindernissen voorbereid. Naast het overzichtskaartje, worden op deze pagina ook aankondigingen gedaan over een aantal hindernissen. Sommige hindernissen werken ze zelfs helemaal uit in instructiefilmpjes zoals hier te zien is:


Zo kondigde Mud Masters aan dat ik 1,3 km met een zandzak op mijn rug moest lopen. Nu weet ik uit eerdere ervaringen dat dit hardlopend zorgt voor een aanslag op je spieren. Dat kan ik niet gebruiken in de eerste 18 km, dus moet ik zorgen voor een laag tempo, waardoor ik een aerobe beweging (verbranding met zuurstof) blijf uitvoeren en geen anaerobe (verbranding zonder zuurstof) waardoor je sneller verzuurd.

Ondertussen begon ik ook aan mijn tweede rondje te denken. Twee jaar geleden stond ik voor het eerst in het politievak en vlak voordat we vertrokken, riep de commentator ineens dat we even plaats moesten maken voor de marathonlopers. Zoals politieagenten zijn, maakten ze direct ruim baan en kwamen er twee mannen in opperste concentratie tussen de applaudisserende mensenmassa doorgelopen. Dat zou ik ook wel willen, zeker omdat er drie klassen studenten tussen stonden die les van mij hadden gehad en een heel aantal collega’s en oud collega’s. Zij zouden vlak voor 12 uur starten en ik zou volgens mijn berekeningen dan net voorbij zijn, of nog net voorbij moeten komen.

Wat zou het toch leuk zijn om hen daar te zien, of een stukje met ze op te kunnen lopen. Er waren wel een paar collega’s en een paar studenten die ik zou willen inhalen met modder aan mijn handen en dan “per ongeluk” even over hun wang willen vegen: “Oh, sorry” en dan hard grijnzend doorlopen. Deze scenario's had ik in de voorbereiding al vaker doorlopen en ik verheugde me er echt op.

Ook zou Lotte (mijn dochtertje) samen met mijn vrouw (Wendy) en oma ondertussen bij start en finish zijn. Ik zou Lotte weer bij ieder rondje een zoen geven, net als bij de "Breakout run". Mijn beste vrienden zouden ook rond 12 uur bij het start en finish vak zijn. Dat zou super zijn, maar dan zouden ze zichzelf overtreffen en ergens op tijd komen en eerlijk gezegd… Daar ging ik niet helemaal vanuit.

Mijn vader had me ondertussen weer gevonden en fietste een stukje mee. Ik vroeg hem of hij al iets van Wendy gehoord had. Dat was nog niet het geval, ik vroeg hem of hij wilde bellen en doorgeven waar ik liep. Hij gaf aan dat ik misschien wel een te hoog tempo had om vol te houden, maar het voelde goed… Ik liep van de ene runners high naar de andere en voelde me erg sterk.
Vlak voor de Trenches vroeg ik of hij nog een keer wilde bellen, want nu zou ik binnen 15 minuten voorbij start en finish zijn en dan hadden ze me gemist. Ze bleken net de parkeerplaats op te rijden, dus het was nog de vraag of ze op tijd zouden zijn.

Ik concentreerde me voor de "netjump". Ik had deze al twee keer in een eerdere run gedaan. Ook had ik vaker zelf netten opgehangen en wist dat ze zouden doorhangen door het gewicht wat er aan komt te hangen. Ik moest dus de tweede maas pakken en niet onderaan de eerste maas gaan hangen, want dan zouden mijn benen in het water hangen en verlies ik vaart.
"Klaar gaan staan, alleen maar naar de tweede maas kijken, springen en grijpen" zo eenvoudig is het... Jammer dat de meesten het niet snappen en in het water belanden. Ik waarschuwde nog twee mensen om mij heen, maar die keken me aan met een blik waarmee ze zeggen wilde dat ik me met mijn eigen zaken moest bemoeien (ook goed, dan ga maar zwemmen).

Op het moment dat ik bij de splash jump was, zag ik het politievak aftellen voor vertrek. Er zou dus geen opening voor me gemaakt worden, geen applaus van de ruim 500 collega’s… Nou dan zou ik ze onderweg inhalen en een aantal van hen mooi met modder kunnen besmeuren.

Na de Flyer, een steile glijbaan van een kleine 7 meter, klom ik aan wal om vlak langs de “douches” (carwash) te lopen, die waren op dat moment nog weinig in gebruik, omdat ik in de eerste startgroep liep. Het voorspelde wel een modderige bende daar te worden tijdens ronde twee en drie. Dat wordt straks uitkijken, hoewel het ook altijd leuk is een glimp op te vangen van grotendeels ontblote runners die zichzelf schoonspoelen. Op die plek languit op je gezicht gaan wil je ook niet.

Op het moment dat ik na de sizzler richting finish liep, keek ik aandachtig naar het publiek om een glimp op te vangen van Lotte of Wendy. Ineens zie ik mijn moeder achter drie rijen mensen rennen (voor zover dat nog gaat met twee kunstknieën) Ze hield een krentenbol in een plasticzakje hoog de lucht in alsof ik haar daaraan zou herkennen… Vreemd genoeg weet ik niet meer zeker of ik nu eerst de krentenbol boven het publiek uit zag, of eerst mijn moeder.

Gelukkig, ze hebben het gehaald! Ik neem de krentenbol dankbaar aan en daar komen Wendy en Lotte ook aangelopen. Heerlijk, nu kan ik mijn meiden nog een dikke kus geven voordat ik weer verder ga. Ik neem twee minuten de tijd voor een halve krentenbol en een bekertje water. We wisselen een paar woorden:
“Hoe gaat het? Ja goed! Ik voel me lekker. Is het zwaar? Nee hoor, het loopt prima, hebben jullie pap al gezien? Die loopt hier ook ergens, nou ik ga weer, tot over twee uur”.

De eerste ronde zit erop, vanaf nu ken ik het gehele parcours. Ik zet de achtervolging op al mijn collega’s in. In de verte zie ik de laatsten uit het startvak over de laatste strobalen heen stappen.


“Kijk maar uit bekenden! Het gevaar heeft een groen hesje aan en komt in jullie rug!”

zondag 24 januari 2016

Hoe zie ik het? (Nr.3)

De precieze invloed van “Flow” weet ik niet. Ik heb me nog te weinig theoretisch in dit onderwerp verdiept om hier stevig gefundeerde uitspraken over te doen. Daarbij verschillen de theorieën die ik heb gelezen hier en daar van elkaar. Waarom zou iemand in een “Flow” willen raken? Zoals ik in een eerder blog beschrijf, is het maar de vraag of je dit wilt. Je weet je niet meer alles te herinneren en kan dus ook niet goed bepalen of je in het “hier en nu” hebt genoten.

Van de andere kant vraag ik me af of ik daadwerkelijk iedere minuut van de inspanning die 6 uur en 28 minuten kostte wel wil herinneren.
Tijdens deze “flow” vliegen tijd en afstand voorbij en echte kenmerkende momenten weet ik me nog prima te herinneren. Ik hoor vele sporters over de momenten van “flow” praten als iets fabelachtigs. Er hangt een bepaalde magie om deze momenten heen.



Dr. David Sherman-Schreiber maakte een interessante vergelijking met opium in zijn boek “Uw brein als medicijn”. Zo stelt hij dat lichaamsbeweging invloed heeft op de endorfines, stoffen die afgescheiden worden door de hersenen.

“Het emotionele brein bevat vele receptoren voor endorfines, wat trouwens de reden is waarom het zo gevoelig is voor opium, die onmiddellijk een vaag gevoel van welbehagen en tevredenheid geeft.” (Servan-Schreiber, 2012)

Het verschil tussen opium en deze endorfines, is dat van opium een steeds grotere hoeveelheid noodzakelijk is om hetzelfde effect te bereiken en de receptoren steeds minder gevoelig raken. Hierdoor verliezen de kleine dagelijkse genoegens al hun betekenis. Bij de eigen aangemaakte endorfines zie je een omgekeerd effect: “en mensen die regelmatig aan lichaamsoefening doen, halen meer plezier uit de kleine dingen van het leven.” (Servan-Schreiber, 2012)

Deze vergelijking gaat over lichaamsbeweging en niet zo zeer over de “Flow”. In zijn verdere uitleg lees je dat het belangrijk is regelmatig te oefenen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de minimale hoeveelheid die invloed heeft op het emotionele brein, drie keer per week twintig minuten beweging is.

Over het waarom van die minimaal twintig minuten beweging zegt hij het volgende: “Het doel is de staat van Flow te bereiken die door Csikszentmihalyi beschreven wordt.” (Servan-Schreiber, 2012)

Zou de “Flow” dan het gevolg zijn van de verhoogde afscheiding van endorfine? Dat zou een verklaring opleveren voor dat vage gevoel en het “vergeten” van de exacte gebeurtenissen in dat moment. Dat zou ook een verklaring zijn voor de uitspraken van Edith Roozendaal die ik in een eerder blog citeer.

Het roept bij mij ook de vraag op of je hersenen minder endorfine afscheiden tijdens trainingen die lastig verlopen en trainingen waarin ik alleen maar ellende voelde en mezelf erg zielig vond. Wat dat betreft lijkt me een shot opium nemen dan weer een stuk gemakkelijker.

De tegenstellingen over dit onderwerp vind ik vooral interessant; Edith Roozendaal beschrijft het onderwerp “Flow” in “sportgek” (Rozendaal, 2013) juist in het hoofdstuk dat over concentratie gaat. Ze lijkt het te beschrijven als een “opperste vorm van concentratie”. Je hoort verschillende sporters hier vaker over praten, ze lijken de flow allemaal net iets verschillend van elkaar te ervaren.

Bij het lopen van Kata’s in de vechtsport, heb ik ook wel eens een opperste vorm van concentratie meegemaakt. Het gebeurde zelfs wel eens dat ik zo geconcentreerd was, dat ik het kata liep en gewoon een hele oefening vergeten was zonder het door te hebben. Is dit dan hetzelfde als de “flow of de runners high”? Hier hoefde ik namelijk niet per se 20 minuten voor bezig te zijn zoals Dr. David Sherman-Schreiber beweerd. De sporters in het videofragment hierboven lijken het zelfs al voor aanvang van de wedstrijd te hebben.


Is de “flow” nu juist opperste concentratie, of toch een high vergelijkbaar met opium? Is de “flow” nu pas te bereiken na 20 minuten sporten, of door de focus die je ergens in legt? Als de Flow een opperste vorm van concentratie is, waarom sla ik dan een oefening over terwijl ik hem in de training al zo’n 1500 keer niet vergeten ben? Is de “flow” een resultaat van de duur van de inspanning op een bepaald niveau en is er dus een mate van zekerheid dat je in de “flow” terecht komt, of kun je ook maanden trainen zonder de “flow” te voelen? Is de “flow” nu alleen te bereiken als je positieve gevoelens hebt, of kun je hem ook bereiken door negatieve gevoelens/gedachten zoals ik eerder beschreef?

Voor mij blijft de “flow” een vorm van automatische piloot waarvan ik niet altijd overtuigd ben dat hij me brengt wat ik wil. Toch… dat moment… dat gevoel… die magie… Het heeft wel iets.

Rozendaal, E. (2013). Sportgek. Utrecht: Tirion Uitgevers.

Servan-Schreiber, D. (2012). Uw brein als medicijn. Utrecht/Antwerpen: Kosmos uitgevers.

donderdag 21 januari 2016

Maak er maar wat van... (10 maanden eerder)

Beginnen aan een doel is leuk, de eerste paar trainingen gaan vanzelf. Je wordt pas getest als “het nieuwe” ervan af is. De trainingen lopen in zwaarte op, je krijgt uitdagingen voor je kiezen en dan pas wordt getest hoe graag je het doel eigenlijk wilt bereiken.

In mijn geval ben ik met hardlopen begonnen omdat ik op ieder moment een training wilde kunnen doen. Mijn achterliggende doel is weer fit worden om in de vechtsport te kunnen presteren en om me weer lekker in mijn vel te voelen. Dat maakt hardlopen (voor mij) nog niet leuk.

Ik zag een advertentie voor de Santarun voorbij komen op het universitair sportcentrum in Nijmegen. Ik geef daar les aan de studenten jiu-jitsuvereniging NSJV Zanshin en maakte een aantal leden enthousiast om mee te doen.

Uitgedost in kerstmannenpak stonden we tussen honderden andere (studenten) kerstmannen en vrouwen aan de start. Het parcours startte voor een aantal kroegen en leidde ons bijna direct het centrum uit en een park in. Na een rondje door het park te hebben gelopen, werden wij door allerlei winkelstraten weer terug geleid naar de startplek, waar we aan de tweede ronde mochten beginnen.

Het was op een donderdagavond (koopavond), dus mensen met tassen vol met kerstinkopen keken verwondert op naar de luidkeels gillende kerstmannen en vrouwen die voorbij raasden. Hoewel ik het evenement leuk vond, was ik blij met die pluizige baard in mijn gezicht. Het ademde wat lastiger, maar de kans op herkenning was ook minder groot.


Een dag later hadden twee collega’s en ik onze klassen in laten schrijven voor de jaarlijkse kerstloop van de Nederlandse politie sport bond (NPSB). De sfeer hier was ook gezellig, maar toch heel anders. Deze cross was meteen de Nederlandse kampioenschappen voor de politie, daarbij had ik hier veel meer de rol van docent als de avond ervoor.

Vlak voor de start begon het hard te regenen, er kwamen liters tegelijk op je gevallen. Binnen twee seconden was je drijfnat. Het parcours was een cross door de bossen en over allerlei heuveltjes. Een flinke stevige tien kilometer en dat al redelijk vroeg in mijn trainingsschema.
De cross werd voor mij een zware dobber, waarin ik af en toe echt op mezelf moest vloeken om me vooruit te krijgen.

Na de cross vroeg een student of ik ook meedeed aan de “derde kerstdagloop” in Arnhem. Je kon kiezen uit 7 km, 14km of 21km… Een beetje overmoedig heb ik me ingeschreven voor de 14km. Al vond die student dat ik me eigenlijk voor de 21km moest inschrijven. Ik ging toch een marathon lopen?

Na twee leuke kerstdagen waarin ik me te goed had gedaan aan allerlei lekkernijen, was het derde kerstochtend. Het sneeuwde en in Nederland ontstaat dan altijd meteen grote paniek. Eigenlijk is dat wel apart, het is niet alsof wij nog nooit last van sneeuw hebben gehad ofzo…

Ik hield voor de zekerheid internet maar in de gaten. Eigenlijk zou ik een afgelasting niet eens zo heel erg vinden dacht ik nog… Ik betrapte mezelf op de negatieve gedachte en wist mezelf helemaal gemotiveerd te krijgen voor de run!

Op het moment dat ik er helemaal klaar voor was, las ik dit bericht:

Ik was woedend! Dat kleine beetje sneeuw en gelijk reageren we weer Nederlands! Ik kleedde me toch om en deelde aan mijn vrouw mee dat ik dan zelf maar ging hardlopen. De hond mocht niet mee, want in de sneeuw trekt ze me onderuit als ik hardloop terwijl net een interessante brommer passeert.

Ik begon te lopen en merkte dat het goed ging, ik plakte er nog een rondje aan vast en nog een rondje en toen nog maar een rondje.. Op het overzichtskaartje van runtastic was een soort klavertje 4 te zien. Zonder echte verzuring en uit pure nijd dat de run was afgelast, liep ik 14,68 km door de sneeuw. Ik weet bijna niks meer van de loop te herinneren, behalve het bevrijdende gevoel. Ik had waarschijnlijk nog wel verder kunnen lopen, niks maakte me uit en dat terwijl de maand december tot nu toe echt een “trainingshel” geweest was.

Maar was dit nou die bekende "flow"? Of was dit toch gewoon een woede uitbarsting?


zaterdag 16 januari 2016

Het gaat niet vanzelf... (10 maanden van te voren)


De eerste maand ging het trainen zo gemakkelijk… Dat is nu wel anders, de kou is in het land en de afstanden die ik van mezelf moet lopen worden groter. Ik heb wel eens gelezen van “de runners high”, maar die is echt ver te zoeken. Het is gewoon ploeteren, balen en door de pijn heen leren lopen.

Niks werkt mee, mijn spieren niet, mijn adem niet en ik kleed me de ene keer te warm en de volgende keer te koud. Vanaf het moment dat het is gaan vriezen is het juist aankleden wel een “dingetje” geworden.  Ik blijk veel warmte af te staan tijdens het sporten en als dat niet weg kan door te veel lagen kleding dan protesteert mijn hele lichaam tegen het hardlopen.

Kleed ik me echter te koud, dan loop ik te hard en protesteert mijn lichaam na een paar kilometer tegen het tempo (en dus tegen het hardlopen).

De eerste keer dat ik in de vrieskou ging lopen, maakte ik de fout om een muts op te doen. Na twee kilometer dacht ik dat mijn hoofd ontplofte van de hitte, terwijl ik het op andere plekken steenkoud had. Zo merkte ik bijvoorbeeld dat mijn buik altijd koud is na een paar kilometer. Logisch, want het bloed in mijn lichaam is tijdens hardlopen op andere plekken natuurlijk noodzakelijker en dus is er minder doorbloeding in mijn buik en wordt deze sneller koud.
Tijdens deze keer hardlopen bleek het ook vlak onder mijn buik erg koud te zijn… Ik voelde steken van de kou aan mijn geslachtsdeel en dat terwijl mijn hoofd ontplofte van de hitte.

De muts ging af en ik stopte hem in mijn strakke hardloopbroek, voor mijn geslachtsdeel. Dit bleek een goede oplossing, want de warmte in mijn lichaam bleek nu beter verdeeld. Ik hoopte dan ook op toevallige passanten (het liefste vrouwelijk), want iedere keer als ik naar beneden keek werd ik trots op de imposante bobbel in mijn broek.
Jammer genoeg bleek niemand in de stemming om in deze kou door de motregen tussen akkers door te gaan lopen.

Behalve de kou, moest ik met nog wat andere uitdagingen om leren gaan. Zo bleek ik oprispingen te krijgen als ik van te voren melk had gedronken, of krampen in mijn maag als ik te zwaar had gegeten.
Ook het tempo was nog steeds een uitdaging. Ik merkte dat de eerste twee kilometer een voorspelling waren voor het verloop van de rest van de training. Als ik in de eerste kilometers te hard liep, merkte ik dat na een kilometer of vijf tot zes. Ik kreeg dan bezoek van “de man met de hamer” en die was hardnekkig.

Mijn ideale tempo vinden bleek nog niet zo makkelijk. Om een beetje grip te krijgen op welk tempo nu goed is, nam ik mijn telefoon mee en installeerde de app “runtastic”. Waarom specifiek deze? Geen idee, er zijn een aantal apps met dezelfde functionaliteiten.
Hieruit leerde ik dat mijn gemiddelde tempo rond de 5 minuten en 21 seconden ligt (meerdere trainingen gaven hetzelfde gemiddelde). Maar als ik naar de verschillende kilometers keek, dan varieerden die tussen de 4:51 tot 5:32 p/km.

Laika, onze herdershond vond dit allemaal aanstellerij. Ze kreeg eindelijk de aandacht die ze nodig had en kon lekker haar energie kwijt. Zwaar hijgend hing ze iedere keer in haar halsband, want het is best nog wel een klus om je baasje achter je aan mee te slepen en hem harder te laten lopen als hij wilt.

De eerste kilometer moest ik haar steeds afremmen omdat ik me anders kapot loop en we na een kilometer pas ver genoeg uit de bewoonde wereld zijn om haar los te laten. Laika heeft namelijk de hobby andere honden aan te vallen (ze is zelf een paar keer te veel gebeten en dit is haar antwoord). Bij gebrek aan honden zijn scooters, motoren en brommers ook een leuk doelwit en heel af en toe een tegemoet komende hardloper of bal. Voor mij betekend dit dat ik altijd scherp moet zijn en Laika weer tijdig aan de lijn moet doen. Het is leuk om een hardloop maatje te hebben, maar ik wil geen ongelukken.

Een notitie van mij na een training:
“Pffff Ongeveer alles zat tegen. Te zwaar ontbeten, (brinta is te zwaar, ook al is het 2 uur van te voren gegeten. Iedere keer ligt het als een steen op mijn maag.) Laika wilde te graag, de telefoonhouder liet steeds los, mijn kop stond er niet naar…. Zoals ik zei: Pffff”

Die geweldige “runners high” waarover ik heb gelezen, waarin het lijkt alsof alles vanzelf gaat, waarin het lijkt alsof je de hele wereld aan kan… Die is voor mij nog niet weggelegd, als ik hem al ooit ga vinden.

donderdag 14 januari 2016

Legaal "high" worden (5 tot 12 km)


“De meeste joggers zeggen dat ze na vijftien, dertig minuten van voortdurende inspanning in een toestand komen waarin hun gedachten juist spontaan positief, zelfs creatief zijn. Ze zijn zich minder bewust van zichzelf en laten zich leiden door het loopritme, waardoor ze volhouden en doorgaan. Het ‘High zijn’, de roes van de jogger” (Servan-Schreiber, 2012).

Doordat ik me zorgen maak om mijn ademhaling, zorg ik ervoor dat de ademhaling te snel blijft verlopen. Op deze manier ben ik waarschijnlijk na een kilometer of tien uitgeput. 

Daar komen de “Monkey bars” aan…
Ten minste, ik loop naar hen toe. Op facebook had ik de aankondiging gelezen dat ze sommige spijlen zo hebben geprepareerd dat deze zouden meebewegen. Hierdoor zou de hindernis moeilijker worden. Ik keek er niet naar uit, zeker niet nu mijn ademhaling nog zo hoog zat. 

Ik kijk ver vooruit en kan zo op tijd zien dat de Monkeybars aan de rechterkant nog een extra moeilijkheid hebben (je moest even een stukje omlaag en daarna weer omhoog klimmen). Ik dacht aan de tip: “Lees de hindernissen en pak de makkelijkste route, het gaat niet om die ene hindernis, maar om het verdelen van je krachten over die 42 km”. Ik koos dus de linkerzijde en kwam tot de ontdekking dat de hindernis eigenlijk heel gemakkelijk verliep.

Direct na de hindernis vertelde een andere deelnemer dat hij schrok van de loszittende spijl en daardoor harder kneep en nu wat last van zijn pols had. Losse spijl? Ik heb geen losse spijl gevoeld… Hij vertelde dat hij er wel een stuk of vier had gehad. Hij had de Monkeybars aan de rechterzijde genomen. Oké, onthouden dus: Monkeybars aan de linkerzijde blijven doen! Nog steeds zat mijn ademhaling erg hoog… Aan de linkerzijde zag ik weilanden en akkers, het was al een tijdje ochtend maar toch hing er boven de akkers nog steeds de serene rust zoals die wel vaker boven akkers hangt in de ochtend. De zon kietelde in mijn snoet en ik ademde diep in.

Ik sprak mezelf toe: “Joost, hou op met je druk maken om je ademhaling en GENIET! Dit is jouw moment, als je het vandaag niet haalt is er niks aan de hand. Toch weet ik zeker dat je het gaat halen”. Die woorden en die omgeving bleken vreemd genoeg precies te zijn wat ik nodig had. De eerste drinkpost volgde, ik ontspande en stapte met een glimlach op mijn gezicht het volgende slootje in. Aan de overkant stond mijn vader foto’s te maken. Ik moest rechtsaf een modderig paadje in. Hij vertelde dat hij me daar niet kon volgen en me verderop op zou pikken. Ik groette hem en glibberde rechtsaf.

Van de kilometers daarna kan ik me nog slechts wat flarden herinneren. Sommigen noemen het “runners high” anderen noemen het “Flow” ik noem het meestal “automatische piloot”. Het is in ieder geval van de ene kant iets heerlijks en van de andere kant ook zonde, want je weet je slecht te herinneren wat er allemaal is gebeurd. Je kunt het vergelijken met langere stukken autorijden. Na een tijdje rijden besef je ineens: “Ben ik al hier?” terug redenerend moet je dan ook wel langs die ene afslag en dat markante gebouw zijn gekomen, maar je weet het gewoon niet meer….

“Flow zou je kunnen omschrijven als de ervaring van het volmaakt in harmonie zijn met wat je op dat moment aan het doen bent, weten dat je sterk genoeg bent en jezelf in staat achten je lot, althans op dat moment, te bepalen en daarbij ook nog het gevoel te hebben dat je geniet” (Rozendaal, 2013).

Edith Rozendaal benoemt in haar boek (Rozendaal, 2013) ook een aantal kenmerken van Flow:
  • Je hebt de juiste focus van aandacht.
  • Vaak is het van korte duur.
  • Automatisch, zonder forceren bewegen.
  • Opgaan in het hier en nu.
  • Je hebt een gevoel van controle.
  • Je weet dat het goed zal gaan en hebt zelfvertrouwen.
  • Er speelt geen angst.
  • Je voelt je alert en toch ontspannen.
Behalve het tweede kenmerk (korte duur) herken ik ze allemaal. In haar boek schrijft Edith achter ieder kenmerk nog een uitleg of aanvulling. Achter het tweede kenmerk staat dan ook omschreven dat flow een half uur kan duren, maar dat sommige sporters soms ook een geheel toernooi een soort van roes ervaren. Ik heb tijdens deze marathon meerdere stukken op de “automatische piloot” doorgebracht. Vooral tijdens de eerste dertig kilometer.


Bronnen:


Rozendaal, E. (2013). Sportgek. Utrecht: Tirion Uitgevers.

Servan-Schreiber, D. (2012). Uw brein als medicijn. Utrecht/Antwerpen: Kosmos uitgevers.

zaterdag 9 januari 2016

Hoe zie ik het? (nr. 2)

In de afgelopen blogposts heb ik al wat verteld over het stellen van doelen. In deze en in latere blogposts ga ik hier nog wat dieper op in. De tool “doelen stellen” is voor mij een belangrijk hulpmiddel in mijn leven en ook tijdens de runs gebleken. Ik reageer hier goed op, ik kan mezelf dwingen naar een bepaald doel toe te werken en dingen opzij zetten om bij dat doel uit te komen.

Grofweg zijn er drie soorten doelen:

1. Proces doelen: Een proces doel is bijvoorbeeld vroeg naar bed gaan zodat je voldoende slaap hebt gehad en goed ontbijten, zodat je fit aan de start verschijnt. Het gaat over de weg die je bewandeld om je doel te behalen. Procesdoelen kunnen dus ook gericht zijn op de manier dat je de hindernissen neemt, of de trainingsmethode die je kiest. Het proces gaat veel meer over de tactiek die je toepast. Proces doelen zijn goed in te zetten ter verbetering van groepsprocessen.

2. Prestatie doelen: Een prestatie doel is bijvoorbeeld een bepaalde wedstrijd uitlopen, je eigen persoonlijke record verbreken of je angsten overwinnen. Een prestatie doel is het uiterste uit jezelf halen, jij hebt tot in hoge mate controle over het behalen of niet behalen van je doel.

3. Resultaat doelen: Een resultaat doel is bijvoorbeeld het behalen van de eerste plaats in een bepaalde wedstrijd of toernooi. Bij een prestatiedoel ben je afhankelijk van het presteren van een ander. Je kan nog zo goed je best doen, maar als die andere net beter is, behaal jij je doel niet. Daar tegenover staat dat als je tegenstander echt een slechte dag heeft jij ook niet erg hard hoeft te werken om je doel te bereiken. Je hebt dus minder invloed/controle op het bereiken van je doel. Het behalen van je prestatiedoel hoeft dus ook niet per se te zeggen dat jij het goed gedaan hebt.

Deze verschillende doelen hebben een causaal verband met je eigen motivatie: Hoe sterker je intrinsieke motivatie, hoe meer je doelen gericht zullen zijn op je eigen resultaat. Is de motivatie meer extrinsiek, dan wordt het presteren ten opzichte van anderen van groter belang.

Het liefste zou ik zeggen dat ik alleen maar gericht ben op het proces en de prestatie, omdat ik de doelen dan volledig op mezelf richt.
“Sporters die hebben geleerd prestatie- en procesdoelen te stellen in plaats van resultaatdoelen, hebben meer zelfvertrouwen, kunnen zich beter concentreren, hebben minder wedstrijdspanning, presteren beter en zijn meer tevreden over hun inzet in de competitie.” (Rozendaal, 2013)

Als ik daadwerkelijk zo intrinsiek gemotiveerd ben, waarom heb ik het dan nodig mijn doel zo kenbaar te maken aan de buitenwereld? Waarom nodig ik mijn vader dan uit om foto’s te komen maken? Waarom zijn mijn beste vrienden, vrouw en dochtertje aanwezig? Waarom plaats ik zoveel foto’s van mijn prestatie op social media? Waarom schrijf ik dit blog? Wat was ook alweer de reden dat ik in het begin mijn ademhaling niet onder controle kreeg?

Eigenlijk kom ik er nu, tijdens het schrijven van dit blog pas achter hoeveel externe factoren voor mij van belang zijn geweest voor het kiezen en bereiken van mijn doel. Ik wilde voornamelijk voor mezelf afvallen, maar ook voor de buiten wereld. Opnieuw in conditie komen is echt een intrinsieke factor, omdat ik me dan gewoon prettiger voel. Tijd voor mezelf claimen is ook echt intrinsiek. Mijn vijfde dangraad in jiujitsu behalen is weer een mengelmoes van intrinsiek en extrinsiek.

Ik wilde een prestatie van formaat neerzetten, maar is dat wel vanuit een intrinsieke motivatie? Ik vind het prettig als anderen vol bewondering uitspreken dat zij zichzelf daar niet toe in staat achten. Het uitvoeren van iets waar niet iedereen toe in staat is, is dat niet hetzelfde als: “je meten aan anderen”? Het respect en de complimenten die anderen mij geven voor het behalen van mijn prestatie hebben blijkbaar een grote invloed.
Ik dacht juist erg intrinsiek gemotiveerd te zijn, maar eigenlijk is fiftyfifty misschien meer van toepassing. Dit is voor mij een grote openbaring, omdat ik extrinsieke motivaties meestal “veroordeel” en bij mijn studenten de intrinsieke motivatie belangrijker probeer te maken.

Ik denk hierdoor dat intrinsieke en extrinsieke motivatie hand in hand gaan en niet volledig los van elkaar te zien zijn. Hetzelfde geldt voor de drie verschillende doelen waar de nadruk ligt zal per sporter verschillen. Het gaat volgens mij om de waarde die jij hecht aan de verschillende soorten motivatie en de verschillende soorten doelen.

Bij het “waarde hechten aan...” weten wij mensen vaak exact wat ze NIET willen. Door te vertellen wat je niet wilt, ben je niet concreet genoeg in wat je dan WEL wilt. “Je kunt veel beter ergens naartoe werken, dan dat je er vanaf werkt.” (Rozendaal, 2013)
Het is daarom erg belangrijk dat je je doel “positief” formuleert en dat je daadkrachtige woorden gebruikt. Het verschil tussen “ik ga het proberen” of “ik ga het doen” is groot.



Bron:

Rozendaal, E. (2013). Sportgek. Utrecht: Tirion Uitgevers.

donderdag 7 januari 2016

De eerste training (11 maanden van te voren)

Ik had voldoende informatie verzameld om een eerste trainingsschema op te stellen. Ook had ik wat contacten gelegd om nog iets meer over voeding te weten te komen. Voor voeding had ik me nog nooit geïnteresseerd want zoals je eerder hebt kunnen lezen, had ik altijd hetzelfde gewicht. Voor mij moet eten lekker zijn en eet ik waar ik zin in heb. Ik ben voorlopig ook nog niet van plan dit aan te gaan passen. Kilo’s gaan er wel vanaf als ik meer ga sporten en misschien iets minder bier drink.

Voeding komt in een later blog ter sprake, nu gaat het over mijn eerste trainingen. Ik besloot om de trainingen langzaam op te bouwen. “De grote kunst is om 11 maanden blessurevrij te blijven” was de tip die bij het opstellen van mijn trainingsschema een rol speelde. Op het CIOS heb ik van alles over trainingsschema’s geleerd en tijdens mijn werk is me regelmatig gevraagd om een trainingsschema te maken. Mijn ervaring is dat een trainingsschema vooral flexibel ingevuld moet kunnen worden.

Ik wordt niet graag in een structuur geduwd, maar heb het wel enigszins nodig om mijn doelen te bereiken. Het werkt voor mij niet om te bepalen dat ik bijvoorbeeld op woensdag en op zondag moet gaan hardlopen. Het werkt voor mij wel als ik stel dat ik twee keer in de week moet gaan hardlopen. Ik wil de flexibiliteit kunnen houden in mijn leven. Mocht ik een keer niet op woensdag kunnen hardlopen en het staat wel in mijn schema, dan heeft dit invloed op mijn humeur. Dus door geen dag en tijd in te vullen, ben ik flexibeler en werkt het wel.

Een week voordat mijn trainingsschema zou beginnen, zat ik in het opleidingscentrum in Ossendrecht voor een cursus. Op een middag waren we wat eerder klaar en besloot ik spontaan om een stukje te gaan hardlopen (dan heb ik de eerste training al gehad). De docent aldaar vertelde me dat als ik het hek van de kazerne uitliep en linksaf zou slaan, dat er een pad om het terrein heen liep en ik dan een kilometer of 7 zou lopen voordat ik weer terug was.

Dit paste precies voor het avondeten en voordat het te donker zou worden om in het bos te lopen. Het voelde heerlijk om te beginnen aan mijn doel. Het was een zachte namiddag en hier en daar lag een plasje modder op het onverharde pad. Na een kilometer of twee, merkte ik dat ik lang niet meer hardgelopen had en dat ik echt weer even moest wennen om niet te snel te willen lopen. Mijn verleden als 800m loper heeft er altijd voor gezorgd dat ik te snel loop en mezelf dan na een paar kilometer “opblaas”.

Ik probeerde een iets rustiger tempo aan te houden en net toen het begon te lukken, hoorde ik een heftig geritsel tussen de struiken aan de binnenkant van het hek (dus op het trainingsterrein). Ik keek die richting uit en zag een struik heftig heen en weer schudden, ineens schoot er een jong hertje in paniek weg uit die struik en al struikelend probeerde hij de controle over zijn pootjes weer te krijgen. Gelukkig lukte het hem, een glimlach verscheen op mijn gezicht en ik kreeg een warm gevoel van binnen. Wat is het eigenlijk heerlijk om zo in de natuur te bewegen!

Mijn lichaam protesteerde weer omdat het tempo onbewust weer was opgeschroefd. Dit wordt één van mijn grootste uitdagingen tijdens de trainingen en de run. Ik heb het nog nooit voor elkaar gekregen een goed tempo te vinden waarop ik kilometers achter elkaar vol kan houden. Na ongeveer 100m wandelen, kon ik weer een dribbelpasje oppakken.

Veel eerder dan verwacht kwam ik weer bij de ingang van het trainingscentrum aan. Ik besloot om nog een klein stukje door te lopen en daarna om te keren voor een warme douche en een lekkere maaltijd. De eerste echte training zat erop.

zondag 3 januari 2016

Mijn eerste run (twee jaar eerder)

Op de facebookpagina van een student van mij zag ik een foto van hem tijdens een editie van mud masters. Ik werd nieuwsgierig en maakte succesvol gebruik van google. Hier leerde ik over obstakel runs en mud masters. 
Ik reageerde op de foto met de tekst: “Wat zou het toch leuk zijn om samen met een hele klas mee te doen aan dit evenement” en ik voegde alle namen toe van mensen uit die klas die in mijn vriendenlijst stonden. 
Voor de klas leek het me een mooie gezamenlijke uitdaging/doel en het paste bij het toen nog relatief nieuwe politionele onderwerp “mentale kracht”. In dit geval is het meer een proces doel als een resultaat doel: “Hoe helpt de groep elkaar in de voorbereidingen en tijdens de run?”

Twee weken later had de gehele klas zich ingeschreven, zonder verdere bemoeienis van mij. Dit was de eerste keer dat een volledige klas van de politieacademie meedeed aan een dergelijke run. Ik zal niet ontkennen dat “peerpressure” een rol heeft gespeeld, niet iedereen zat op een dergelijke uitdaging te wachten maar toch schreef iedereen zich in. We maakten op facebook een gesloten groep aan en op school ruimden we tijd in om ons op deze uitdaging voor te bereiden. De studenten moesten veel in eigen tijd trainen, maar deden dit stuk voor stuk. Niet iedereen vertelde dit natuurlijk aan de rest, maar het gebeurde.


We maakten ons klaar voor de race, iedereen kleedde zich om, de geblesseerde student controleerde de camera, want hij ging zorgen voor een videoverslag. We liepen een startvak in waar we samen met 500 andere collega’s meebewogen op de stimulerende muziek en de warming-up die geleid werd door een medewerker van mud masters. Wat een geweldige ervaring om zoveel sportieve collega’s in de juiste stemming te zien komen.

Wij hadden afgesproken in drie gelijke groepen te lopen, zodat we niet al te lang bij iedere hindernis op de gehele club hoefde te wachten (geleerduit de trainingen). Dit verliep prima! Tijdens de race hielpen we elkaar en grapten en grolden met modder en watergevechten. Na 9 km wachtten de drie groepen op elkaar om samen over de finish te komen.

Precies op dat punt speelde bij een student een oude blessure op. Hij had zoveel last van zijn knie, dat hij eigenlijk niet verder kon. We besloten hem de laatste 3 km mee te tillen. Steeds bij iemand anders op de rug liepen we door. Bij de mudtrenches werden veel foto’s van ons gemaakt, omdat het er natuurlijk heel gaaf uitzag dat we een teamgenoot ondersteunden de hindernis te nemen.

De laatste hindernis, de “ half pipe” boezemde een aantal teamleden angst in. “Dit kunnen we niet meer op dit moment”.

 We besloten een menselijke ladder te bouwen en op die manier naar boven te klimmen. Weer hoorden we de camera’s om ons heen klikken. We werden het toonbeeld van teamspirit en inventiviteit. Zelfs mud masters heeft op facebook nog eens reclame gemaakt met een foto van onze menselijke ladder.

Over de finish gekomen, gaven we elkaar met een grote grijns een “high five” en dronken ons wel verdiende biertje. Iedereen had het gered dankzij de groepssamenwerking.


Eén van de studenten die zichzelf heeft ingeschreven omdat de groepsdruk te groot was, heeft nu als hobby “survivalruns”. Een andere studente die gezwicht is voor de peerpressure hielp een collega die niet in onze groep zat haar angsten te overwinnen bij een sprong van 4 meter hoog het water in (De splash jump). Om dat te doen, moest ze eerst haar eigen angst overwinnen.

Studenten met meer conditie hielpen anderen, verschillende “angsten” werden overwonnen en vooral de groepsband werd steeds hechter. Ik realiseerde me dat dit soort evenementen veel voor mensen kan betekenen en raakte zelf verslaafd aan de geweldige sfeer bij obstakel runs. Dat ik er nou echt een trainingsprikkel van kreeg.... Dat dan weer niet, ik zat nog midden in mijn studie en mijn conditie bleek op dat moment nog goed genoeg om in de groep te functioneren.