zaterdag 9 januari 2016

Hoe zie ik het? (nr. 2)

In de afgelopen blogposts heb ik al wat verteld over het stellen van doelen. In deze en in latere blogposts ga ik hier nog wat dieper op in. De tool “doelen stellen” is voor mij een belangrijk hulpmiddel in mijn leven en ook tijdens de runs gebleken. Ik reageer hier goed op, ik kan mezelf dwingen naar een bepaald doel toe te werken en dingen opzij zetten om bij dat doel uit te komen.

Grofweg zijn er drie soorten doelen:

1. Proces doelen: Een proces doel is bijvoorbeeld vroeg naar bed gaan zodat je voldoende slaap hebt gehad en goed ontbijten, zodat je fit aan de start verschijnt. Het gaat over de weg die je bewandeld om je doel te behalen. Procesdoelen kunnen dus ook gericht zijn op de manier dat je de hindernissen neemt, of de trainingsmethode die je kiest. Het proces gaat veel meer over de tactiek die je toepast. Proces doelen zijn goed in te zetten ter verbetering van groepsprocessen.

2. Prestatie doelen: Een prestatie doel is bijvoorbeeld een bepaalde wedstrijd uitlopen, je eigen persoonlijke record verbreken of je angsten overwinnen. Een prestatie doel is het uiterste uit jezelf halen, jij hebt tot in hoge mate controle over het behalen of niet behalen van je doel.

3. Resultaat doelen: Een resultaat doel is bijvoorbeeld het behalen van de eerste plaats in een bepaalde wedstrijd of toernooi. Bij een prestatiedoel ben je afhankelijk van het presteren van een ander. Je kan nog zo goed je best doen, maar als die andere net beter is, behaal jij je doel niet. Daar tegenover staat dat als je tegenstander echt een slechte dag heeft jij ook niet erg hard hoeft te werken om je doel te bereiken. Je hebt dus minder invloed/controle op het bereiken van je doel. Het behalen van je prestatiedoel hoeft dus ook niet per se te zeggen dat jij het goed gedaan hebt.

Deze verschillende doelen hebben een causaal verband met je eigen motivatie: Hoe sterker je intrinsieke motivatie, hoe meer je doelen gericht zullen zijn op je eigen resultaat. Is de motivatie meer extrinsiek, dan wordt het presteren ten opzichte van anderen van groter belang.

Het liefste zou ik zeggen dat ik alleen maar gericht ben op het proces en de prestatie, omdat ik de doelen dan volledig op mezelf richt.
“Sporters die hebben geleerd prestatie- en procesdoelen te stellen in plaats van resultaatdoelen, hebben meer zelfvertrouwen, kunnen zich beter concentreren, hebben minder wedstrijdspanning, presteren beter en zijn meer tevreden over hun inzet in de competitie.” (Rozendaal, 2013)

Als ik daadwerkelijk zo intrinsiek gemotiveerd ben, waarom heb ik het dan nodig mijn doel zo kenbaar te maken aan de buitenwereld? Waarom nodig ik mijn vader dan uit om foto’s te komen maken? Waarom zijn mijn beste vrienden, vrouw en dochtertje aanwezig? Waarom plaats ik zoveel foto’s van mijn prestatie op social media? Waarom schrijf ik dit blog? Wat was ook alweer de reden dat ik in het begin mijn ademhaling niet onder controle kreeg?

Eigenlijk kom ik er nu, tijdens het schrijven van dit blog pas achter hoeveel externe factoren voor mij van belang zijn geweest voor het kiezen en bereiken van mijn doel. Ik wilde voornamelijk voor mezelf afvallen, maar ook voor de buiten wereld. Opnieuw in conditie komen is echt een intrinsieke factor, omdat ik me dan gewoon prettiger voel. Tijd voor mezelf claimen is ook echt intrinsiek. Mijn vijfde dangraad in jiujitsu behalen is weer een mengelmoes van intrinsiek en extrinsiek.

Ik wilde een prestatie van formaat neerzetten, maar is dat wel vanuit een intrinsieke motivatie? Ik vind het prettig als anderen vol bewondering uitspreken dat zij zichzelf daar niet toe in staat achten. Het uitvoeren van iets waar niet iedereen toe in staat is, is dat niet hetzelfde als: “je meten aan anderen”? Het respect en de complimenten die anderen mij geven voor het behalen van mijn prestatie hebben blijkbaar een grote invloed.
Ik dacht juist erg intrinsiek gemotiveerd te zijn, maar eigenlijk is fiftyfifty misschien meer van toepassing. Dit is voor mij een grote openbaring, omdat ik extrinsieke motivaties meestal “veroordeel” en bij mijn studenten de intrinsieke motivatie belangrijker probeer te maken.

Ik denk hierdoor dat intrinsieke en extrinsieke motivatie hand in hand gaan en niet volledig los van elkaar te zien zijn. Hetzelfde geldt voor de drie verschillende doelen waar de nadruk ligt zal per sporter verschillen. Het gaat volgens mij om de waarde die jij hecht aan de verschillende soorten motivatie en de verschillende soorten doelen.

Bij het “waarde hechten aan...” weten wij mensen vaak exact wat ze NIET willen. Door te vertellen wat je niet wilt, ben je niet concreet genoeg in wat je dan WEL wilt. “Je kunt veel beter ergens naartoe werken, dan dat je er vanaf werkt.” (Rozendaal, 2013)
Het is daarom erg belangrijk dat je je doel “positief” formuleert en dat je daadkrachtige woorden gebruikt. Het verschil tussen “ik ga het proberen” of “ik ga het doen” is groot.



Bron:

Rozendaal, E. (2013). Sportgek. Utrecht: Tirion Uitgevers.

Geen opmerkingen: